Zachte stemmen van de
koren klinken. En als dichter heb je dan de mooiste dichtregels voor de
liederen bedacht, de muziek brengt de tekst tot leven. De stemmen van de
vrouwen klinken in de donkere nacht. Bekende klanken, de teksten ken je nooit
helemaal, maar de melodie is herkenbaar, elke keer weer. En als je weer eens
zingt of mooie liederen hoort, bedenk eens wat het doet. Zingen beroert twee
dingen. Je geest en je hart. Als je de tekst hoort dan kennen jouw hersenen de
woorden, de melodie komt binnen via het hart. Dat is waarom liedjes en gezangen
zo’n diepe werking hebben, het komt op twee verschillende manieren binnen.
In de grote kerk met
een overweldigende akoestiek, klonken de jonge stemmen van het koor. “Er is een
roos ontloken, uit barre wintergrond”. En voor je geestesoog zie je een akker
met sneeuw, waar nauwelijks iets uit zou kunnen groeien. En dan is er een roos.
Het woord “ontloken” heeft altijd iets magisch. De roos bloeide niet, hij
ontlook. Ontlook komt van ontluiken, dat is opengaan, maar ook “zich
ontwikkelen”. Als dat in de donkere winternacht gebeurt uit de barre koude grond,
nou donkerder en dorder kan niet. En toch ontluikt daar per gezongen zin een
roos. En als het dan ook nog als een profetie wordt gebracht, dan heb je volgens
mij alle ingrediënten voor een goed verhaal. Pasklare antwoorden en verhalen
zijn er nooit, maar dankzij dichtregels en melodieën komt er tocht iets bij ons
binnen. Nog heel even en dan is het stille nacht.