maandag 28 december 2015

Kaarsen.


Ze leeft allang niet meer, maar in een vergeten laadje met sieraden kwam de herinnering aan haar naar boven. Lang geleden kreeg ik een broche van haar. Een kleine broche met lichtblauw doorzichtig glas. Wel heel mooi. En op het moment dat ik de broche in het laadje zag, was ook zij weer in mijn gedachten. Een lieve vrouw, een hartelijk mens. Ze gaf mij de broche zonder dat ik jarig was of dat er een feestdag was. Het kleine ding past bij mij. En terwijl ik het in mij handen voel, komen de herinneringen aan de vrouw naar boven dwarrelen.

Lang geleden vertelde ze mij over haar tic. Alle kaarsen en kaarsjes die ze had, die moesten gebrand hebben. Het lontje stak ze aan om het daarna weer uit te blazen. Nooit had ze een nieuwe kaars in een kandelaar. Als ze een nieuwe kaars gebruikte dan brandde zij eerst het lontje. Ze vond dat bij de kaars passen een klein stukje afgebrand zwart lontje. Dan was de kaars gebruikt, dan hoorde de kaars er bij. Een nieuw wit lontje vond ze horen bij kaarsen die in de winkel liggen, kaarsen die bij haar in huis stonden, moesten hoe dan ook een gebruikt lontje hebben. Ze verloor haar twee zoons aan de dood, één van de jongens had dezelfde tic. Na zijn overlijden eerde ze hem met haar tic, echt elke kaars die ze zag moest gebrand hebben. Alsof een kaars daarmee kan laten zien; kijk dan, ik kan branden. Ik weet waar ik voor bedoeld ben, ik weet wat ik moet doen, kijk maar, ik kan branden.

Soms, als ik een mooie zilveren kandelaar met een nieuwe kaars zie, ergens op een mooi gedekte tafel, dan denk ik aan haar. Lieve vrouw, ik weet dat je glimlacht, omdat ik mij jou en jouw kaarsen herinner. Kaarsen moeten branden.


maandag 21 december 2015

De man in de winkelstraat.


Wel vaker heb ik gezegd, dat ieder mens een verhaal heeft, of misschien wel zijn verhaal is! En als je dan door de straten loopt en al die mensen ziet, dan zou ik de verhalen willen horen. Wie ben je en wat heb jij te vertellen?

Vanuit de verte zag ik hem al aankomen, ik kon niet om hem heen. Hij straalde van oor tot oor. Ik zag niet wat hij had gekocht maar hij was dik tevreden met zijn aankopen. Aan zijn hand bungelden allemaal tassen, waarschijnlijk met leuke kerstcadeaus. De andere hand duwde een wandelwagen vooruit. En hij zal vast en zeker een trotse vader zijn geweest. Maar je zag alleen maar de man met de brede lach. En die lach ging niet om de kleine dreumes in de wandelwagen. Nu snap ik ook wel dat kinderen niet altijd alle aandacht hoeven, die zij opeisen. Maar de man wekte de indruk dat zijn hand met kinderwagen zeer weinig aandacht kreeg. Het leek bijna een automatisch beweging, de hand die de buggy duwde. Een man in twee gedeelten, een hand met de tevreden lach en de andere hand met het kind waar ook iemand op moest passen. Hij was met zijn zoontje op stap, het kind was nog te jong om later ooit iets van de middag te herinneren. Maar ergens riep het in mij; zing dan met het kind, of praat er mee, of laat hem in ieder geval voelen, dat je uberhaupt weet dat dat kind in die wagen zit.


Heerlijk om naar mensen te kijken, daar zijn markten en winkelstraten voor gemaakt. Deze man valt op, ik zag hem al van ver. Een man met een lach en ook nog een kind. Maar, man wat wil ik graag je verhaal horen. Het ga je goed, jij en jouw zoon!

maandag 14 december 2015

Een Engel.


Zomaar midden op de dag ontmoette ik haar. Ik had de vrouw een aantal jaren niet gezien. We waren allebei blij verrast en kletsten wat. Onze woorden waren nog steeds hetzelfde en tijd leek niet te hebben bestaan. Ze moest weer verder en ook ik liep door. Even later zag ik haar echter weer. Haar handen omklemden een grote witte kartonnen doos. Een hoge lange smalle doos van wel een halve meter. Ik vroeg haar; wat heb jij nou? Ze zei; ik heb een engel gekocht. We lachten allebei.

We snapten dat “kopen” en “engel” niet echt bij elkaar horen. Ik dacht direct aan een engel op je pad, of een engel van het Kerstverhaal of een beschermengel. Maar niet aan een gekochte versie van een engel in een kartonnen doos. Zelfs het aloude gebod van een gesneden beeld aanhangen, floepte door mijn brein. Maar stel dat er wel een koor met engelen om ons heen hangt. Of dat er wel een engel op je pad komt. En wij maar denken in ons materiële bestaan dat het kerstengeltje leuk is voor het versieren van de boom.

De in de doos verpakte engel is in ieder geval reden voor een column, past mooi in deze tijd. En wat doe jij? Steek eens een kaarsje aan met al je aandacht. Wellicht is er een Engel die het laatste lacht.


maandag 7 december 2015

Dromertje.


Ik houd van woorden en van taal. En als ik een woord tegenkom dat ik niet ken, dan wil ik weten. Ik zag een Fries woord, doarmer. Je spreekt het uit als; duarmer. Het betekent; iemand die doelloos en moeizaam ronddoolt. Dat doelloos, dat vind ik nog wel mooi, maar moeizaam klinkt zwaar. Over het werkwoord “doarmje” zegt het Friese woordenboek: dolen en zwerven. Doarmer lijkt op dromer, maar dan anders.

Ik dacht weer aan het woord, toen ik het jonge meisje zag. In de schemer van de vroege avond, huppelt zij op de stoep. Laarzen aan en een donker winterjasje. De straffe wind waait haar haren door de war. Wat opvalt, is haar lieve gezichtje met een hele brede lach. Ze springt van stoeptegel naar stoeptegel. Ze is alleen en ik kan niets bedenken wat haar aan het lachen maakt. Waarom is dit prachtige kind zo blij?

Kinderen kunnen nog simpelweg blij zijn, zonder reden. Ze zwerft nog op straat, doolt door het leven, maar moeizaam gaat het niet. Ze huppelt en fladdert juist als een vlinder. Een doarmer is ze dus niet, een dromertje dan? Ja, dat woord past bij haar lach. Onbezonnen, zonder zorgen en moeiteloos. Waar raken grote mensen dat toch kwijt? Of zou de grens tussen “doarmer” en “dromer” niet zo groot zijn als we denken?