Ze
mopperde, het mopperen ging vooral over haar man. Hij kon eigenlijk de camper
niet meer besturen. Soms zette hij hem ook zo even aan de kant van de weg, dan
durfde hij niet verder. Er waren nog maar twee plaatsen waar hij naar toe kon
rijden, omdat die plaatsen bekend waren en gemakkelijk te vinden. Als ze dan op
een camperplaats stonden, wilde hij weer het liefste snel naar huis.
Ze
mopperde maar door, eigenlijk ging het niet meer, maar beide konden ze nog geen
afscheid nemen van het vrije leven. Beide wilden ze nog zo graag alles kunnen,
de wereld intrekken en uitstapjes maken met hun camper zoals ze dat altijd deden.
De man werd ook doof en vergeetachtig, dat betekende dat zij daardoor luider
ging praten en alles tien keer moest vertellen. Ze bleven een paar dagen, ze
mopperden veel, maar vonden toch ook de rust. Zij fietste naar het dorp voor de
boodschappen, zij kookte ook de aardappeltjes, maakte het stukje vlees klaar en
zorgde voor de groenten, je moet ten slotte goed eten. Ze betaalde ook en toen
zag ik de man voor het eerst. Hij leek nog wel pienter, netjes in de kleren en
met een rustige pas liep hij naast zijn vrouw. Ze moest hem inderdaad alles
tien keer vertellen, hij had ook echt geen idee hoeveel dagen ze geweest waren,
laat staan dat hij wist waar hij was.
Ze
waren ver boven de tachtig. Stonden op de grens van een volgende levensfase, nog
krampachtig vasthoudend aan dingen die ze niet meer konden. Ik weet niet of de
tomtom hun naar huis brengt of dat de vrouw goed bekend is, samen redden ze het
nog. En ga d’r maar aan staan, ingehaald worden door de ouderdom.