maandag 29 augustus 2016

Boven de tachtig.


Ze mopperde, het mopperen ging vooral over haar man. Hij kon eigenlijk de camper niet meer besturen. Soms zette hij hem ook zo even aan de kant van de weg, dan durfde hij niet verder. Er waren nog maar twee plaatsen waar hij naar toe kon rijden, omdat die plaatsen bekend waren en gemakkelijk te vinden. Als ze dan op een camperplaats stonden, wilde hij weer het liefste snel naar huis.

Ze mopperde maar door, eigenlijk ging het niet meer, maar beide konden ze nog geen afscheid nemen van het vrije leven. Beide wilden ze nog zo graag alles kunnen, de wereld intrekken en uitstapjes maken met hun camper zoals ze dat altijd deden. De man werd ook doof en vergeetachtig, dat betekende dat zij daardoor luider ging praten en alles tien keer moest vertellen. Ze bleven een paar dagen, ze mopperden veel, maar vonden toch ook de rust. Zij fietste naar het dorp voor de boodschappen, zij kookte ook de aardappeltjes, maakte het stukje vlees klaar en zorgde voor de groenten, je moet ten slotte goed eten. Ze betaalde ook en toen zag ik de man voor het eerst. Hij leek nog wel pienter, netjes in de kleren en met een rustige pas liep hij naast zijn vrouw. Ze moest hem inderdaad alles tien keer vertellen, hij had ook echt geen idee hoeveel dagen ze geweest waren, laat staan dat hij wist waar hij was.


Ze waren ver boven de tachtig. Stonden op de grens van een volgende levensfase, nog krampachtig vasthoudend aan dingen die ze niet meer konden. Ik weet niet of de tomtom hun naar huis brengt of dat de vrouw goed bekend is, samen redden ze het nog. En ga d’r maar aan staan, ingehaald worden door de ouderdom. 

maandag 22 augustus 2016

Stille wateren.

Soms klikt het en soms helemaal niet! Het blijft bijzonder, bij de één voel je je direct thuis en bij een ander blijft er afstand. Iets met gelijkgestemde energie ofzo. Een vrouw staat aan de balie en het klikt, echt vanaf de allereerste tel. We praten over van alles en nog wat, ze is vrolijk. We zijn exact even groot en we lachen, kijken elkaar recht in de ogen en het lijkt alsof we elkaar al jaren kennen.

Later op de middag komt er een man binnen lopen, hij ziet er nors uit. Een beetje kortaf vraagt hij naar een ligplaats voor zijn boot. Natuurlijk is het geen zeerover, maar in zo’n plaatje met een houten tweemaster, ruige mannen aan boord, daar zou hij wel in passen. Hij heeft nog alle ledematen, zeerovers missen nog wel eens een been of hand, maar een glimlach of vriendelijk woord is er niet bij. Hoe komt zo’n man toch zo nors? Zou hij door zussen zijn gekleineerd? Heeft hij een norse vader als voorbeeld gehad? Zou zijn moeder hem altijd hebben uitgescholden? Zou een juf de vrolijkheid er uit geslagen hebben? Of zou hij met zijn vriendjes zeeroversgevechten gespeeld hebben en verloor hij altijd? Ik kon het hem niet vragen, dat zou absurd zijn. Maar scenes van een schuchter jongetje bleven rond hangen in mijn hoofd. Sommige mensen hebben een donkere uitstraling, zien er een beetje nors uit, maar zijn dat helemaal niet. De schipper bleef drie dagen en hield zijn masker op. Blij dat er geen rookwolken hangen van vergane schepen, zelfs het kanongebulder bleef stil. Hij nam zijn geheimen mee en voer over stille wateren met diepe gronden.

maandag 15 augustus 2016

Shit Yuri,


Misschien is het wel leuker om sportverslaggever te zijn dan sporter. Maar goed, ik ben geen van beide. Bovendien heb ik weinig sport gekeken en dat is toch wel jammer. Want wat zien die verbeten koppen er mooi uit. De kaatshelden die zich uitleven op de freulepartij en de skutjeskippers, wat een kracht. Voor skutjeskippers heb ik echt een zwak. Vechtend met de wind, maar ze moeten ook de kop er bij houden, zorgen voor hun bemanning en de veiligheid. En dan zijn er nog de protestcommissie en ik weet niet wat nog meer.

Prachtige jonge mensen zien we op de Spelen, ook daar een winnaarsmentaliteit. Het talent voor de sport is één, maar dan moet je de kop er ook bij gebruiken. Nergens is zo duidelijk dat fysiek en mentaal samen erg sterk kan maken. Er zijn zelfs sporter die elke handeling in de geest vooruit bedenken. Ongeveer net zoals skutjeskippers, die alle mogelijke koersen berekenen en hun strategie bepalen. En omdat de emoties zo zichtbaar zijn, voelen we die bijna aan den lijve. Als sporter ga je tot het uiterste en dat vinden we mooi.


Als Yuri van Gelder het dan verknalt, snappen we dat niet. Dan ben je er bijna. Je hebt gevochten, getraind en ook mentaal heeft hij vast alle steun en begeleiding gehad. Zijn kop laat ons zien, dat hij niet het braafste jongetje van de klas is. En ook daarvoor hebben we een zwak, want ga d’r maar aan staan, de strakke oefenschema’s en leefregels op het topniveau. Hij zoekt alle grenzen op, nu is hij over één grens heen gegaan. Verkeerde timing, verkeerde actie en geen krediet vanuit het verleden. Echt shit. De kop er bij houden, zelfs als je denkt dat je zes dagen vrij bent. 

maandag 8 augustus 2016

Zo'n volksdingetje.


Misschien is het wel een volksding, of zelfs een Volksding met hoofdletter. Elk land, elk volk heeft zo zijn eigen ding, zijn eigen struikelblok. Waar Spanjaarden vooral bekend staan om hun siësta, zitten wij met een calvinistisch verleden. Wij leven met; doe-maar-gewoon-dan-doe-je-al-gek-genoeg, en ook de kop boven het Nederlandse maaiveld uitsteken hoeft niet zo nodig. Calvijn liet ons ook een groot arbeidsethos na, dat ons vooral veel te doen geeft. We moeten vooral bezig zijn. “Van hard werken is nog nooit iemand doodgegaan” hoort daarbij. Dit volksding is nog groter dan de waarden die je met de paplepel binnenkrijgt, daar kun je je ook in verslikken, maar dat is nog te behappen. Het volksding zit veel dieper, de meesten van ons zijn nogal doenerig.

Alleen al het woord “lui”, doet ons griezelen. “Luieren”, kan dan nog net. Luieren klinkt voor een kort moment, dat mag dan eventjes. Maar dan nog het liefst met een boek in de hand, zodat het lijkt dat je toch iets doet! Een enkeling durft te zeggen dat de vakantie gebruikt is om lui te zijn. De boeken zijn niet gelezen, de geplande fietstochten zijn niet gefietst en de kilometers wandelen zijn niet gemaakt. Men was gewoon lui! Durf jij dat hardop te zeggen? Of houd je liever een boek in je handen, ook al blijf je constant op bladzijde 43? Lui zijn is privé, dat doe je het liefst in je eentje. Want wat zou men wel niet denken?!

Lekker zo’n volksding, vooral tijdens de vakantie. Benieuwd hoeveel mensen tegen collega’s durven zeggen dat ze nooit verder dan bladzijde 43 zijn gekomen? Drie weken lang.



maandag 1 augustus 2016

Eens per jaar.

  
Het overkomt me elk jaar wel een keer. Ik word door een campinggast staande gehouden. En op een toon die alleen voor samenzweerders is, komt de vraag er met wat schroom, bijna fluisterend uit. “Klopt het wel, ik zie geen leven in de caravan naast ons?”. En op de één of andere manier versterken onze thrillerachtige gedachten elkaar. Zonder dat we het uitspreken, weten we dat ons denken hetzelfde is. “Geen leven in de caravan”, betekent dat er iets ergs gebeurd moet zijn. Messteken zijn het meest simpele. Vergiftiging door iets als rattenvergif is altijd mogelijk. Dood door uitputting lijkt overdreven, en tijdens de daad, ja die daad, daar willen we niet aan denken. Diefstal van luttele euro’s met een fatale afloop lijkt wat ver gezocht. Door zuurstofgebrek zou nog kunnen of overmatig drankgebruik in combinatie met medicijnen. Maar voordat de doodsoorzaak is vastgesteld moet de caravandeur open. Gordijntjes zijn al een paar dagen dicht, de fietsen keurig opgesteld in de voortent, het tafeltje en de stoeltjes netjes opgeklapt. Een gebruikte barbecue en een fleurige parasol wijzen op het plezier dat er wel geweest moet zijn. Hooggespannen is de verwachting van wat de statische stilte verbergt.

Dan stop ik de onuitgesproken verhaallijn en vertel dat de man en vrouw een paar dagen naar huis zijn om de plantjes water te geven, de post te checken en het gras te maaien.


Eens per jaar krijgen psychologen hun gelijk; in een ieder van ons zit een donkere kant.