Hij schildert zijn schip. Het lome
weer past exact bij zijn doen en laten, niet dat hij onverschillig is, maar de
relaxte houding van de man wordt versterkt door de warme zwoele dag. Het lijkt
er op, dat hij de dagen neemt zoals ze komen. Hij schildert de donkerbruine
stootranden van de romp van de tweemaster. De pot verf staat uit voorzorg in
een emmer, de kwast ligt met jaren ervaring stevig in zijn hand. Hij kent alle
plekjes en is zichtbaar één met het schip. De gerafelde afgeknipte spijkerbroek
en een kapsel dat net ruig genoeg is past bij het schijnbaar zorgeloze bestaan
van de zeeman.
Het bord op de kade moet groepen
mensen lokken voor vaartochten op het IJsselmeer. Zou hij zorg hebben over
klandizie? Zou hij zich afvragen of de groepen die geboekt hebben wel komen? Zou
hij zich druk maken over nota’s die ook hij moet hebben? Zouden er in zijn
hoofd gedachten spelen over de toekomst en of dit alles is wat hij uit zijn
leven heeft gehaald?
Ik kon het hem niet vragen, hij
kende mij niet. Het zou een absurde vraag zijn: heb je het naar de zin? Doe je
wat je zou willen doen en haal je daar voldoening uit?
Zijn antwoord zou zo maar kunnen
zijn: ach mensje wat maak je je toch druk, geniet van het goede leven!
Hotske