Een weekje
weggeweest. De koffer uitgepakt en kijken of alles weer mee terug is.
Zomerjurkje weer in de kast, sandalen opgeruimd, badlakens gewassen en toch mis
ik iets. Ik ben iets kwijt. Iets wat ik nu nog heb, maar waar ik opeens de
zeggenschap over kwijt ben.
Nog steeds zit mijn
lichaam vol met organen; een hart, twee nieren, twee longen en een lever. Maar mijn
zeggenschap over die organen is weg.
Als je dood bent,
mogen doctoren jouw organen er uit halen, of er moet in het register staan dat
je geen donor bent. Of nabestaanden kunnen er nog een stokje voor steken. Door
het wetsvoorstel van mevrouw Pia Dijkstra zijn we allemaal in één keer donor,
mits je aangeeft van niet. Het is een ja, mits. Je moet dus handelen, als je
niets doet, is de zeggenschap over je hart en nieren weg.
Het duurt nog twee jaar
voor dat de wet ingaat. Maar weten we dan alles? Om organen te geven moet je
dood zijn, maar wanneer ben je dat? Er is verschil in hersendood en hartdood.
Maar op een gegeven moment moeten die organen er uit. Als er dan geen dokter is
houden ze je nog even in leven. Want in een dood lichaam sterven ook de organen.
Verder zijn er jouw nabestaanden,
die moeten dus weten wat jij wilt. Heb je het donorregister goed ingevuld? En
wil je stukjes van je lichaam verder laten leven in een ander? Want dat is het,
je geeft een stuk van je zelf weg. Dat hart of die nier heeft jouw bloed, jouw
DNA en jouw energie. Dat leeft verder in een ander lichaam.
In al jouw cellen zit
jouw DNA en jouw energie. Als je dood bent, dan gaat je ziel verder. En je
lichaam wordt weer tot stof. Als jouw hart en nieren blijven leven in een ander
lichaam, ben je daar nog mee verbonden. Energetisch verbonden. De dood is dan niet
een volledige overgang, een stukje van jou blijft nog leven. Je zit nog vast
aan dit aardse bestaan.
Net als in de Tweede
Kamer en later in de Eerste kamer, zijn wij verdeeld over dit onderwerp. We
moeten dus ieder voor zich, nadenken over leven en dood. Niets is goed, niets
is fout, het is wel jouw eigen keuze.