Hij keek naar mij, ik
voelde het. Met zijn ogen volgde hij mij. Dat kon ik natuurlijk niet zien, want
hij was net te ver weg. Maar ik wist dat hij naar me keek. Ik reed op het
weggetje, ik was op weg naar een lunch. Ik reed daar vijftig kilometer voor. Ergens
moest dus een kok voor mij eten maken, dat eten kwam dan ook weer met auto’s
ergens vandaan. Al met al, mijn voetafdruk was die dag groot. (De ecologische
voetafdruk geeft aan hoeveel grondoppervlakte er van de aarde nodig is om alles
aan eten, drinken voor jou te verbouwen en te produceren.) Het kadootje was
niet van gerecycled papier. De gourmet van die avond kwam voor een groot deel
van de plaatselijke slager, de kilometers vervoer vielen dus mee, maar voor
vlees is heel wat energie nodig.
Toen ik terug kwam
was de ree natuurlijk allang weg. Hij had me op de heenweg met zijn ogen
gevolgd. Ik zag hem staan met zijn parmantige kop, hij stond met zijn kleine
hoefjes midden in de landerijen. Hij zag mij rijden in een auto. Nu zijn die
beesten allang aan auto’s gewend, maar kijk eens door de ogen van die ree. Zijn
hoefje maakt een kleinere ecologische voetafdruk dan mijn zolen. Ik gebruik
meer van de aarde dan hij. Waarschijnlijk is hij daar ook voor bedoeld en ik
voor mijn pad. Ik ken gezelligheid en huiselijke warmte, het gemak van de auto
en het lekkere eten. En ik kan denken en voelen.
Maar
als je door de ogen van de ree kijkt, of door de ogen van de natuur, dan maken
wij er een potje van. Respect voor moeder aarde, daar begint het mee, politici
roepen weer dat we rentmeester moeten zijn. Wij zijn slechts onderdeel van het
geheel. Geen heerser over al wat leeft.
Een
mooi beest, die ree daar langs de weg.