Hij
loopt over het wandelpad, zijn hoofd voorover. De donkerblauwe winterjas veilig
om hem heen, het oranje van de voering steekt af. Het oranje past niet, niet
bij de jas en niet bij de man. Hij loopt langs een appelboom, de roze bloesem is
prachtig. De man ziet het allemaal niet. Later deze zomer zullen er piepkleine
appeltjes in de boom hangen. De boom denkt niet, de bloesem komt automatisch en
wordt vanzelf appel.
Ik
las een verhaal over stress in onze tijd. Vroeger was er ook stress, als er
wilde dieren op je pad kwamen, dan zorgde een reflex in je lichaam dat er iets
gebeurde met je angst en dat je ging vluchten. Het lichaam was alert en kon in
actie komen. Nu hebben we geen wilde dieren meer. We hebben nog wel de
spreekwoordelijke apen en beren op de weg. En die zitten in ons hoofd. Stress
in de vorm van hard werken, van zorgen maken, van bezorgd zijn over je
gezondheid, van angst over de wereld, zorg over te veel zon en nog veel meer.
Onrust in ons bestaan zorgt voor de alerte houding. Je ademhaling zit dan ook
hoog, omdat het lichaam denkt dat je moet kunnen vluchten. Al deze stress zit
tegenwoordig in het denken, in je hoofd.
De
man met zijn donkerblauwe jas loopt te denken. En misschien ziet hij ooit op
een dag de wonderlijke roze bloesem van de appelboom. De boom heeft geen
stress, geen zware job of hoge hypotheek en al helemaal geen angst. En
misschien op een dag, denkt de man dat er geen echte wilde dieren meer zijn.
Zijn ademhaling zakt, de vluchtreflex van zijn lichaam is niet meer nodig. Hij
gaat voorbij de stress.