maandag 22 mei 2017

Echt k.


Drie meisjes. Pubermeisjes, aardige meisjes ook. Ze stonden achter mij bij de kassa. In hun handen één enkel broodje. Dus mochten ze vóór. Drie vriendinnen. Ze hadden dezelfde soort broeken aan en korte jasjes. Ze liepen wat om elkaar heen te drentelen. Alsof ze elkaar nooit meer willen loslaten. Vertellen elkaar vast ook alles. Ze kletsten dan ook de hele tijd door. Opeens zei één van de meisjes met stemverheffing; “en weet je wat ik nou echt kut vind?” Wat ze dat dan vond dat weet ik niet. Ik schrok van het woord, nu zeggen wel meer mensen dat soort woorden, maar zij schrok niet. Ze deinsde er niet voor terug om in de openbaarheid van de supermarkt dat woord te roepen. Ze merkte niet eens dat ze iets over vrouwelijke geslachtsorganen riep! Het hoort dus gewoon bij haar woordenschat. Ik dacht aan al die oudere dametjes die met een rollator langs de stellingen lopen en opeens schoolmeisjes horen praten en daar hoppa komt het woord k-u-t voorbij. Zelfs hier schrijf ik het met enige terughoudendheid. Want als je de woorden typt of leest, dan hoor je ze in je hoofd.
Maar ik kan afkijken, in de krant stond namelijk k*t, dat is het hetzelfde, maar dan zeg je het niet. In de zaterdageditie las ik namelijk dat het k*t was dat de formatie van een nieuw kabinet was gestrand. Of zo leek de zin; de fractievoorzitters leken het k*t te vinden.

De krachtterm wordt dus door velen van ons gebruikt. En ik snap ook wel dat als je ergens van baalt of iets echt heel erg vindt, je niet uitroept; oh vrouwelijk geslachtsorgaan! Maar misschien moeten juist wij, als vrouwen, er mee stoppen. Iets met respect voor vrouwenlijven ofzo. Denk ik.