Drie
meisjes. Pubermeisjes, aardige meisjes ook. Ze stonden achter mij bij de kassa.
In hun handen één enkel broodje. Dus mochten ze vóór. Drie vriendinnen. Ze
hadden dezelfde soort broeken aan en korte jasjes. Ze liepen wat om elkaar heen
te drentelen. Alsof ze elkaar nooit meer willen loslaten. Vertellen elkaar vast
ook alles. Ze kletsten dan ook de hele tijd door. Opeens zei één van de meisjes
met stemverheffing; “en weet je wat ik nou echt kut vind?” Wat ze dat dan vond
dat weet ik niet. Ik schrok van het woord, nu zeggen wel meer mensen dat soort
woorden, maar zij schrok niet. Ze deinsde er niet voor terug om in de
openbaarheid van de supermarkt dat woord te roepen. Ze merkte niet eens dat ze
iets over vrouwelijke geslachtsorganen riep! Het hoort dus gewoon bij haar
woordenschat. Ik dacht aan al die oudere dametjes die met een rollator langs de
stellingen lopen en opeens schoolmeisjes horen praten en daar hoppa komt het
woord k-u-t voorbij. Zelfs hier schrijf ik het met enige terughoudendheid. Want
als je de woorden typt of leest, dan hoor je ze in je hoofd.
Maar
ik kan afkijken, in de krant stond namelijk k*t, dat is het hetzelfde, maar dan
zeg je het niet. In de zaterdageditie las ik namelijk dat het k*t was dat de
formatie van een nieuw kabinet was gestrand. Of zo leek de zin; de
fractievoorzitters leken het k*t te vinden.
De
krachtterm wordt dus door velen van ons gebruikt. En ik snap ook wel dat als je
ergens van baalt of iets echt heel erg vindt, je niet uitroept; oh vrouwelijk
geslachtsorgaan! Maar misschien moeten juist wij, als vrouwen, er mee stoppen.
Iets met respect voor vrouwenlijven ofzo. Denk ik.