Mensen
die even uit van huis zijn, vertellen de gekste dingen. Ze vertellen ook heel
veel. Dat is mooi voor als je columns schrijft. Soms gaat het over het weer,
maar meestal over henzelf, over de reizen, waar men allemaal al geweest is. Of
persoonlijke verhalen over gezondheid en over wat ze hebben meegemaakt.
De
afgelopen tijd waren er een aantal camperaars, die in de camper woonden.
Sommigen bewust, anderen uit nood, omdat het huis verkocht was en er nog geen
nieuwe woonplek was gevonden. Of omdat het werk hen naar het Noorden bracht. Maar
allemaal zochten ze naar de vrijheid die het nomadenbestaan van de camper
brengt. Geen vast huis, geen verzekeringen, geen onderhoud, geen schoonmaken,
geen ramen lappen, geen voortuin die netjes moet zijn voor de buren en geen
hypotheek.
Op
een gegeven moment in de geschiedenis ging men dorpen vormen, daarvóór trokken
mensen van gebied naar gebied. Totdat het hen makkelijker leek om op één plek
te gaan wonen. Dieren te houden en ook een voorraad van voedsel te maken en
daar stopte het nomadenbestaan. Sommigen van ons zijn het nooit helemaal kwijt
geraakt. Maar stel dat we allemaal in kleine campertjes zouden wonen en over de
wereld reisden. Hier en daar grote ontmoetingsplaatsen, waar je toiletgebouwen
hebt en kunt tanken, of liever elektrisch kunt opladen en dan weer verder.
Als iemand
nu geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, dan vinden we dat sneu voor die
persoon, maar eigenlijk is dat het mooiste wat er is; vogelvrij de wereld door.
Ik heb geen adres zei de camperaar, maar voor de winter wilde hij toch wel erg
graag weer de vastigheid van een huis.