Ergens in een uithoek van mijn brein
borrelt een waanzinnig ongehoorzaam idee. Maar ik denk niet dat ik het aandurf.
Ik wil wel eens uitproberen wat er gebeurt als ik op internet zoekwoorden
gebruik als; Syrië, kalifaat, bomgordel en explosieven. En dat elke dag dertig
keer, wat zou er dan gebeuren? Ik durf het niet aan. Want als ik “Lanzarote”
opzoek, omdat ik wil kijken waar mijn vriendin op vakantie is, krijg ik prompt
allemaal aanbiedingen in beeld van hotels op dat Canarische eiland. Dat geldt
trouwens ook voor het zoeken naar parasols, auto’s of een bikini. Google weet
wat ik doe. Een hele inlichtingendienst kent mijn digitale handelingen. De
pinbetaling van mijn boodschappen, de appjes die ik verstuur, mijn mailbox,
mijn bankoverzichten, mijn routes via de tomtom, de boeken die ik leen, waar ik
mijn kleren koop, hoeveel elektriciteit ik gebruik en hoeveel vullingen ik heb.
Veiligheidsdiensten willen alles van
mij weten. Ze gebruiken dit voor mijn eigen veiligheid. Minder privacy is meer
veiligheid zo suggereert onze overheid. Als er meer bekend is van iedereen heb
je terroristen sneller in beeld is het vermoeden. Privacy en veiligheid hebben
beiden met gevoel te maken, wat vind je belangrijker je privacy of je
veiligheid. En dat is nog knap complex. Veiligheid is te meten, de kans dat je
bij een aanslag raakt betrokken is erg klein. De impact is groot, maar dat het
jou overkomt is klein. Je kunt ook tellen hoeveel digitale handelingen je doet
en hoeveel daarvan worden gecontroleerd. Dan heb je rationele cijfers, maar het
blijft appels met peren vergelijken. Het klopt ook niet, want als alle gegevens
van iedereen openbaar zijn, hebben we dan een superveilig land?
Als u volgende week een zware
politiemacht over de jachthavendijk ziet scheuren, dan heb ik toegegeven aan
dubieuze zoektermen op google.