maandag 22 februari 2016

Over ogen.


Ik was te laat bij de bloemist en toch wilde ik een bloemetje meenemen. Onder het afdak van tankstations staan altijd bloemen. Ik stapte uit de warme auto richting de uitgestalde boeketten. De koude gure wind waaide hard. Op kille tankstations waait het volgens mij altijd hard. Ik trok mijn pet over mijn oren en knoopte mijn sjaal stevig vast. Het begon al te schemeren, het was guur, koud en ongezellig. Voor mij stopte een dure zwarte bolide. Een grote man stapte uit, ik zag alleen zijn silhouet. Ook hij wilde nog een boeket kopen. Hij stond te kijken naar de bloemen in de emmers. Hij pakte prachtige rode rozen, in het bos zat ook een groot rood hart, het was een mooi Valentijnsboeket. Op het moment dat hij zich omdraaide was alles zwart, zijn jas, de achtergrond en zijn gezicht. Echt pikzwart. Maar zijn ogen straalden, ze gaven bijna licht. Hij keek me lachend aan. Ik vond het een prachtig gezicht. Materiaal en uiterlijk zag ik niet meer, ik keek in een paar prachtige heldere ogen. Even later wenste hij de kassière nog een fijne Valentijnsdag. Hij had denk ik niet in de gaten dat hij zelf een Valentijn was. Een brenger van de liefde.


Ogen zijn echt de spiegel van de ziel. Ogen die de essentie laten zien, de kern. Over wie je in wezen bent. Voorbij het uiterlijk, voorbij alle materiaal, voorbij aan huidskleur, aan geloof, voorbij aan cultuur. Voorbij aan status, aan je baan, aan rollen die je speelt. Voorbij aan de buitenkant. Zijn ogen lieten de binnenkant zien, prachtige stralende ogen. Ik zag het.