Hij viel op. In de hippe modewinkel
viel hij op. Hij zat op een knusse bank, zo’n bank die daar staat voor
vermoeide winkelde benen en voor mannen die met lichte tegenzin winkel
in-winkel uit lopen. Ik zag hem direct. Zijn chique hoed was prachtig,
grijzende lokken kwamen er eigenwijs onderuit. Zijn lange warme winterjas
maakte van hem een heer, maar van binnen zat een vrijbuiter. Ik weet het zeker.
Hij zat daar op de bank en toen ik
dichterbij kwam zag ik dat hij een boek las. Midden in de winkel had hij een
stukje privé gecreëerd. Heel even vond ik dat raar. Maar mijn nieuwsgierigheid
won; wie zou het lef hebben om midden in de winkel een boek te lezen? Van thuis
mee nemen, het boek in de binnenzak steken en bij de eerstvolgende mogelijkheid
verder lezen? Ik kon niet anders dan hem aanspreken. “Dat moet vast een heel
spannend boek zijn”, zei ik een beetje bedeesd. Even dacht ik dat hij me niet had
gehoord, te ver verdiept in de wereld van zijn boek. Toen keek hij op, ik zag
een paar prachtige, onvoorstelbaar heldere blauwe ogen. Hij lachte en liet mij
de voorkant van het boek zien. Ik kende noch de titel, noch de schrijver, maar ik
zag wel dat het een thriller was. Het zwarte kaft veronderstelde veel spanning.
Ik vroeg me af in welke wereld hij
zich bevond. Als je leest, ga je mee op pad met de fantasie van de schrijver.
Heel lang geleden waren boeken verboden, deels om te voorkomen dat mensen zich
waanden in een andere werkelijkheid. Soms begrijp ik dat wel, want als een boek
je zo pakt, dan hoef je geen koffie, ga je niet naar bed en wil je zeker niet
gezellig doen. Je wilt lezen, verslinden, er doorheen als een boekenwurm.
Niet de laatste bladzijde lezen he?
zei ik tegen de man. Hij beloofde dat, al was het erg moeilijk. Met die
afsluitende zin, begreep hij dat hij verder kon lezen. Hij was beleefd geweest,
had heel even zijn aandacht bij het boek weggehaald. Hij snapte dat ik begreep.