maandag 26 oktober 2015

Tafereel aan een tafeltje.


De zon deed zijn best om door de dunne bewolking heen te schijnen, hij maakte van de herfstdag een klein feestje. Achter het glas van de strandtent zat een echtpaar. Ze konden nauwelijks door de ramen heen kijken, de zoute zeelucht had het zicht wazig gemaakt. En dat was jammer, eigenlijk was alles een beetje jammer, ook het tafereel aan het tafeltje. Een man en een vrouw nog niet eens zo oud, ze zaten daar samen. Het was stil aan hun tafeltje, ze lachten niet, ze spraken niet, ze zaten maar te zitten.

Zelfs de meeuwen bemoeiden zich er mee. Ze schreeuwden, hadden onderling meer praat dan het stel achter het glas. Ze vlogen hoger en hoger, spelend met de wind. Als wilden ze zeggen; wij vliegen, wij zijn vrij. Trots schreeuwden de meeuwen, dat zij wel konden vliegen, dat ze vleugels hadden om wijd uit te spreiden. Ze schreeuwden, krijsten, het klonk uitdagend, ze riepen; wij vliegen, wij zijn vrij. Vrij om te vliegen zo hoog als we willen.


Lieve vrouw, lieve man, ook al heb je geen echte vleugels, vlieg je droom achterna, ook al is het de laatste. Zoek jouw droom die nog moet uitkomen. Praat, lach, denk, wens, vlieg en droom. Leef, leef toch alsjeblieft. Kijk naar de vogels, lach om de krijsende meeuwen, vlieg hoger en hoger, je droom achterna.