Het was nog vroeg in de ochtend. De
zon begroette ons op het moment dat de dag nog stil is, de wereld nog slaapt en
de mensen nog moeten ontwaken. Het prachtige kind was al wakker, gewend aan het
ritme van de zon. Het was een zonnekind, een kind van de natuur.
De vorige dag had ik haar voor het
eerst ontmoet, met haar vader zocht ze een ligplaats voor hun boot. Het is echt
een prachtig kind. Haar grote bruine ogen kijken open en onbevangen de wijde
wereld in. Zoals alleen de ogen van een kind nog durven te kijken. Haar gezicht
zo gaaf, een mooi meisje. Haar huid zo zacht en mooi van kleur, ik moest steeds
naar haar kijken.
En in het vroege uur van de nieuwe
dag kwam ze naar me toe. Ze vond altijd mooie stenen. Nu weer, hij paste
precies in haar kleine handje, een steen met kleine lichtgroene glinsteringen
er in. Ze mocht niet meer stenen mee nemen naar de boot, haar vader vond het
wel genoeg. Ze zocht iemand aan wie ze de steen kon toevertrouwen. Bijna
plechtig nam ik de steen van haar aan en bewonderde hem en haar natuurlijk ook.
Het prachtige kind nog één met haar natuur.
De steen ligt op mijn bureau, als
herinnering.
Hotske Batteram.