Ik houd van de wind. Echt waar, ik
vind het heerlijk, een harde storm of een flinke tegenwind. Het zit in onze collectieve
beleving, als je ten minste net als mij, op het platteland geboren bent, dan
leef je met de wind. Vakantiegangers die hier komen fietsen wijs ik nog wel
eens op de fietsrichting, houd rekening met de wind; neem het grootste stuk om
het Slotermeer met de wind mee. Meestal is dat van Woudsend naar Sloten want op
mooie dagen komt de wind uit het Noorden.
Nu deelt diezelfde wind de Friezen
in tweeën. Met de komst van windmolenplannen is er een tweedeling. Voor of
tegen windenergie. Hoe moet je als volksvertegenwoordiger ooit een keuze maken?
Want je vertegenwoordigt het volk. Dat volk zijn wij met zijn allen en wat
willen wij als volk? We moeten eerst terug naar wat ons wél bindt. En dat is
heel basis, de elektriciteitsvoorziening. We willen allemaal elke dag stroom,
en het liefst geen beperking. We hebben elke dag elektriciteit nodig. We kunnen
niet een dag zonder, niet eens één uurtje. Moet je eens kijken wat er in je
vriezer gebeurt, je was wordt niet gewassen, je pc werkt niet, je kunt niet
eens koffie zetten, tv-kijken is er niet bij, we kunnen niet meer zonder
elektriciteit.
Nee zeggen tegen windmolens is te
begrijpen. We houden van Friesland, maar we zijn óók gewend aan de
elektriciteit die, zo lijkt het, voor eeuwig uit onze stopcontacten komt. Laten
we de discussie opnieuw beginnen met de eerste vraag die ons nog verbindt; we
hebben elektriciteit nodig, dat is het eerste feit. Laten we dan invullen wat
de beste optie is van energie leveren.