Het was feest in het dorp en daar
hoort een springkussen bij. Kleine meisjes hebben daar veel plezier. De
schoenen uit, want dat moet. Het kleinste meisje wordt moe, laat zich uit het
springkussen glijden en zoekt haar schoenen. Naast haar oude witte versleten
schoentjes, staan prachtige sandalen. Nieuw en roze en zo mooi!
Het andere meisje stopt ook met
springen, ze zoekt haar schoenen. Maar: “Heit, mijn schoenen zijn weg”. De
vader ontfermt zich over zijn kleine meisje en is ontzet dat een ouder niet oplet
als kinderen schoenen aantrekken.
De moeder loopt met het meisje over
de markt, tot ze opeens naar haar schoenen kijkt. Wat heb jij nou aan je
voeten, vraagt de moeder verbouwereerd. “Ik vind ze zo mooi”: zegt het meisje.
De schoenen worden teruggebracht, de
oude sandaaltjes moeten weer aan. Er is een lesje geleerd. Je mag niet hele
mooie schoenen aantrekken, die zomaar naast je eigen oude paar staan.
De moeder zal geschrokken zijn. De
vader kreeg weer vertrouwen in de mensheid; niet met opzet gepikt. De meisjes
gingen elk met hun eigen schoentjes naar huis. De één blij met haar teruggekregen
schoenen, het andere grietje bezorgde ons een mooi verhaal over schoenen en gras
dat altijd groener is bij buren en andere meisjes.
Hotske.