maandag 4 maart 2013

Meneer Postma.



“Bedankt meneer Postma”, “tot de volgende keer meneer Postma”, “tot ziens meneer Postma”. Meneer Postma drinkt zijn kopje koffie bij de bakker op de hoek, hij krijgt het gratis tweede kopje koffie en eet er een gebakje bij. Alstublieft, meneer Postma. De dames van de bediening zijn erg vriendelijk. Ze weten zeker dat meneer Postma volgende week weer zijn koffie bij hen komt drinken.

Meneer Postma is behoorlijk op leeftijd. Hij moet in vroegere dagen een heer geweest zijn, de rechte rug geeft hem iets voornaams. Van zijn gezicht kan ik geen emotie aflezen. Ik weet niet of hij uit verveling zijn vaste route heeft gelopen, of dat hij blij is met de hartelijkheid van de dames, ook al is die voor een deel beroepsmatig. Ik had de man wel een vriendelijk knikje willen geven bij binnenkomst, maar ik zag hem pas later. Hij moet mij wel gezien hebben. Hij zat strategisch aan zijn tafeltje dat de deur en de winkelstraat goed in beeld heeft. Dat zal voor de afleiding hebben gezorgd bij het nuttigen van de koffie. Ik vond het een beetje sneu voor hem en dacht aan zijn vrouw die waarschijnlijk allang overleden is. Aan zijn kinderen die wellicht in files staan om naar hun werk te gaan en onderling afspreken wie er naar Pa op visite gaat. Ik dacht aan de kleinkinderen die alleen op verjaardagen aan hun opa denken. En aan achterkleinkinderen die toch ooit moeten horen dat er iemand is geweest, die voor het nageslacht heeft gezorgd. Ik had met hem te doen. 

Maar de aardige dames gaven de man bij vertrek zoveel aandacht en met het noemen van zijn naam werd hij gekend. Dat is meer dan vele anderen op een doordeweekse dag kunnen zeggen.

Dag meneer Postma.


Hotske.