Waar haal je dat dan
nog vandaan, een beetje geestelijk voedsel? Tien jaar lang was zij ouderling
van de kerk, ze had heel veel mensen bezocht. En voor zo ver ze dat kon, had ze
steun gegeven en geluisterd. Sommigen zeiden al in de gang, dat ze niet over
het geloof hoefde te praten, nou daar kwam ze dan niet weer. Er zijn mensen die
mij méér nodig hebben, dacht zij.
Nu zij het zelf mooi
zou vinden, als er eens iemand van de kerk komt, blijken daar geen mensen voor
te zijn. Er zijn te weinig mensen die de functies in de kerk kunnen uitvoeren.
En dat is logisch omdat de kerkgemeenschappen slinken, maar het is ook wel een
beetje triest. De generatie ouderen die zelf altijd voor iedereen klaar stond,
komt er nu bekaaid af. En de vrouw krijgt heus bezoek, ze heeft familie. En ze
heeft een lieve vriendin,” se skuorre elkoar d’r wol troch hinne”. En dat gaat
verder dan elkaar steunen.
De zorg voor de lichamelijke
gezondheid is erg groot. Een heel arsenaal aan huisartsen en verplegend
personeel staat dag en nacht klaar. En dat is prachtig, maar er zijn van die
individuen die meer willen dan een weerpraatje. En misschien is dat wel de
armoe van onze samenleving. Waar vroeger de kerk het geestelijk voedsel
verzorgde moeten we nu op zoek naar andere vormen. Waarschijnlijk bij elkaar.
Toch maar vaker eens een
open vraag stellen, in plaats van het weerpraatje en herinneringen van vroeger.
Het was het terrein van de dominee en de ouderling, maar we kunnen het
natuurlijk ook zelf. Een beetje empathie en een beetje aandacht. Geestelijk
voedsel, het is echt overal te vinden.