Onze tijden gaan snel.
En dat is ook een beetje onze eigen schuld. Als je iets snel doet, lijkt de
tijd sneller te gaan. Als je iemand wilt vertellen hoe het met je gaat en je
stuurt een brief, dan moet je die eerst schrijven, je moet een envelop zoeken,
een postzegel in huis hebben en voor zessen die brief posten. Vroeger gaf je die
brief dan aan de postbode mee en dan duurde het dagen voordat de brief op zijn
bestemming was. Nu gaat dat sneller, veel sneller. In een appje of mailtje kun
je iedereen vertellen hoe het is en soms heb je binnen een kwartier antwoord.
Dat gaat dus snel. Omdat het snel gaat, lijkt het ook of de tijd sneller gaat,
je bent immers met de briefactie veel sneller klaar. Dat geldt ook voor reizen,
voor foto’s ontwikkelen, de was doen en voor nog veel meer dingen. Wat ook veel
vlugger gaat is ons eten koken. Een hamburger bak je echt in een paar minuten
van beide kanten bruin, de magnetron helpt ons ook en kant-en-klaar is helemaal
simpel. Niet dat het gezond zou zijn, maar snel gaat het wel. Denk eens aan de
kapucijners en bruine bonen die vroeger een nacht in de week moesten of het
draadjesvlees dat lekker stond te sudderen, het liefst op het petroleumstel. Nu
ben je in een kwartier klaar met de maaltijd voorbereiden.
Je kunt de rem er op
zetten, iets meer aandacht voor het koken, langzamer eten en wat natafelen.