Zijn ogen waren
prachtig, zijn woorden een beetje warrig. Ik snapte niet altijd wat hij
bedoelde. Hij liep een beetje mank, de stok was niet overbodig. Het brilletje
paste niet meer, het lang geleden gekochte montuur is niet meer in de mode. Ook
de glazen in de bril leken niet meer toereikend. De gouden ketting paste niet
bij de man, maar wat maakt het uit. Hij wilde uitleggen, vertellen, zijn
geleefde wijsheid overbrengen. Talenten heeft hij gehad, maar het vertellen van
zijn verhaal blijkt lastig. Hij heeft het over tien onderwerpen tegelijk, de
helft van de zinnen hoor ik niet, we zitten midden in een grote ruimte met veel
mensen. Zijn ogen roepen, er zit wijsheid in. Maar ook iets dwingends, hij wil
vertellen. Ik hoor halve zinnen en luister.
Hij vraagt me waarom
mensen zo snel gaan scheiden, waarom het niet goed gaat met de wereld en of ik
weet wat er met de aarde aan de hand is. Hij praat door, zonder een antwoord
van mij te verwachten. Opeens roept hij het antwoord op alles, ik schrik er van.
Hij zegt; het gaat om verbinding. We zijn niet met elkaar verbonden, het is een
ieder voor zich. We weten niet wat we zoeken in de ander, er is geen samen. Ook
niet de verbinding met de rest van wereld, we snappen niet dat we allemaal
mensen zijn, die het hier op aarde moeten redden met elkaar. We richten ons op
de verschillen, we zoeken niet naar wat ons verbindt. De mens is gemaakt voor
verbinding.
Hij probeert mij met
zijn ogen te bereiken. Hij begrijpt dat de waterval van zijn woorden te warrig is.
Zijn wijsheid wil hij delen. Nogmaals zegt hij; het gaat om de verbinding. Hij
oordeelt niet, maar zijn ogen zeggen; begrijp het dan toch. Ik kijk naar zijn
oude wandelstok, het ouderwetse montuur en de gouden ketting. De oude ogen
spiegelen zijn wijsheid. Hij hoeft niet te vertellen, dat doen zijn ogen wel.