Hij
ging precies op de plek staan, waar ik de winkel binnen wilde gaan. Het
hagelde, echte dikke hagelstenen. Het kleine stukje van de auto naar de lampenwinkel
was in de hagelbui een heel eind. Ik had geen pet of muts op en met m’n sjaal
probeerde ik mijn hoofd en haar nog wat droog te houden. Dat lukte natuurlijk
niet, de wind was slimmer dan mijn sjaal. De deur van de lampenwinkel was mijn
bestemming, binnen zou ik geen last meer hebben van de dikke hagelstenen. Op
exact het moment dat ik bij de deur aankwam, ging de man onder de kleine luifel
staan voor wat beschutting. Hij begreep direct dat ik naar binnen wilde. We
lachten want een hagelbui levert dus ook leuke momenten op. Hij hoefde geen
lamp en kon dan ook niet naar binnen.
De
winkel stond vol met lampen, maar een lamp begint pas te leven als je er een
lampje in doet. Een peertje. Lamp en lamp noemen we hetzelfde, terwijl de één
de buitenkant is en de andere voor het licht zorgt. Wij mensen hebben twee
benamingen, de buitenkant en de binnenkant. De binnenkant die we ook wel ziel noemen,
of hart of persoonlijkheid. Maar net als bij de lampen moet het daar vanbinnen
wel branden.
Het
gaat in de wereld veel om de buitenkanten, maar binnenkanten zijn belangrijker,
als we die hard laten branden wordt er veel zichtbaar. Net als bij een lamp,
dan gaat het gloeien en is er licht. De man voor de winkeldeur lachte zijn
warme lach. Mooie binnenkant. Ik heb een nieuwe lamp maar dat doet er niet toe.