maandag 5 september 2016

De tegenwoordige tijd.


Ik merkte wel dat hij nog iets wilde vertellen. Al jaren komen hij en zijn vrouw een paar dagen met de caravan, ze bezoeken dan oud-collega’s. Vier mannen die tijdens het werk vrienden zijn geworden. Een paar jaar geleden stierf de eerste, ze gingen nog wel op visite naar zijn vrouw. Zo ging het ook bij de tweede en afgelopen maand was de derde vriend overleden. Dat was eigenlijk zijn beste kameraad.

Hij vertelde over de man, hoe veel plezier ze hadden gehad en dat het werken altijd goed was geweest. Hij ging verder; hij was erg secuur, maar plezierig in de omgang. Hij was altijd vriendelijk, hij was echt een fijne vent.
Nog geen vier weken was de vriend dood en alles ging in de verleden tijd. Hij is niet de enige, wij spreken allemaal in de verleden tijd als er iemand dood is. Onze taal voorziet keurig in de tegenwoordige en de verleden tijd. Lees de rouwadvertenties maar, hij was dit of dat. Het is allemaal verleden tijd. Terwijl de meesten van ons geloven of in ieder geval denken of hopen dat het leven doorgaat, als het hier op aarde stopt. Als je daar van uit gaat dan zouden we nog in de tegenwoordige tijd kunnen praten, ook al is de persoon niet meer op aarde. De tegenwoordige en verleden tijd van onze taal, maakt wel heel nadrukkelijk de scheiding op de grens van de dood.

Maar wij maken de taal, wij gebruiken de taal. We kunnen ook afspreken om in ieder geval nog een jaar de tegenwoordige tijd te gebruiken. Dat is voor degene die is overleden ook wat aangenamer. Stel je eens voor dat je van de ene op de andere minuut in de verleden tijd bent.

Bedenk maar wat je er van vindt.