Ik
merkte wel dat hij nog iets wilde vertellen. Al jaren komen hij en zijn vrouw
een paar dagen met de caravan, ze bezoeken dan oud-collega’s. Vier mannen die
tijdens het werk vrienden zijn geworden. Een paar jaar geleden stierf de
eerste, ze gingen nog wel op visite naar zijn vrouw. Zo ging het ook bij de
tweede en afgelopen maand was de derde vriend overleden. Dat was eigenlijk zijn
beste kameraad.
Hij
vertelde over de man, hoe veel plezier ze hadden gehad en dat het werken altijd
goed was geweest. Hij ging verder; hij was erg secuur, maar plezierig in de
omgang. Hij was altijd vriendelijk, hij was echt een fijne vent.
Nog
geen vier weken was de vriend dood en alles ging in de verleden tijd. Hij is
niet de enige, wij spreken allemaal in de verleden tijd als er iemand dood is.
Onze taal voorziet keurig in de tegenwoordige en de verleden tijd. Lees de
rouwadvertenties maar, hij was dit of dat. Het is allemaal verleden tijd.
Terwijl de meesten van ons geloven of in ieder geval denken of hopen dat het
leven doorgaat, als het hier op aarde stopt. Als je daar van uit gaat dan
zouden we nog in de tegenwoordige tijd kunnen praten, ook al is de persoon niet
meer op aarde. De tegenwoordige en verleden tijd van onze taal, maakt wel heel
nadrukkelijk de scheiding op de grens van de dood.
Maar wij maken de
taal, wij gebruiken de taal. We kunnen ook afspreken om in ieder geval nog een
jaar de tegenwoordige tijd te gebruiken. Dat is voor degene die is overleden
ook wat aangenamer. Stel je eens voor dat je van de ene op de andere minuut in
de verleden tijd bent.
Bedenk maar wat je er
van vindt.