Zomaar midden op de dag ontmoette ik
haar. Ik had de vrouw een aantal jaren niet gezien. We waren allebei blij
verrast en kletsten wat. Onze woorden waren nog steeds hetzelfde en tijd leek
niet te hebben bestaan. Ze moest weer verder en ook ik liep door. Even later
zag ik haar echter weer. Haar handen omklemden een grote witte kartonnen doos.
Een hoge lange smalle doos van wel een halve meter. Ik vroeg haar; wat heb jij
nou? Ze zei; ik heb een engel gekocht. We lachten allebei.
We snapten dat “kopen” en “engel”
niet echt bij elkaar horen. Ik dacht direct aan een engel op je pad, of een
engel van het Kerstverhaal of een beschermengel. Maar niet aan een gekochte
versie van een engel in een kartonnen doos. Zelfs het aloude gebod van een gesneden
beeld aanhangen, floepte door mijn brein. Maar stel dat er wel een koor met
engelen om ons heen hangt. Of dat er wel een engel op je pad komt. En wij maar
denken in ons materiële bestaan dat het kerstengeltje leuk is voor het
versieren van de boom.
De in de doos verpakte engel is in
ieder geval reden voor een column, past mooi in deze tijd. En wat doe jij?
Steek eens een kaarsje aan met al je aandacht. Wellicht is er een Engel die het
laatste lacht.