Ik houd van woorden en van taal. En als
ik een woord tegenkom dat ik niet ken, dan wil ik weten. Ik zag een Fries
woord, doarmer. Je spreekt het uit als; duarmer. Het betekent; iemand die
doelloos en moeizaam ronddoolt. Dat doelloos, dat vind ik nog wel mooi, maar
moeizaam klinkt zwaar. Over het werkwoord “doarmje” zegt het Friese woordenboek:
dolen en zwerven. Doarmer lijkt op dromer, maar dan anders.
Ik dacht weer aan het woord, toen ik
het jonge meisje zag. In de schemer van de vroege avond, huppelt zij op de
stoep. Laarzen aan en een donker winterjasje. De straffe wind waait haar haren
door de war. Wat opvalt, is haar lieve gezichtje met een hele brede lach. Ze
springt van stoeptegel naar stoeptegel. Ze is alleen en ik kan niets bedenken
wat haar aan het lachen maakt. Waarom is dit prachtige kind zo blij?
Kinderen kunnen nog simpelweg blij
zijn, zonder reden. Ze zwerft nog op straat, doolt door het leven, maar moeizaam
gaat het niet. Ze huppelt en fladdert juist als een vlinder. Een doarmer is ze
dus niet, een dromertje dan? Ja, dat woord past bij haar lach. Onbezonnen,
zonder zorgen en moeiteloos. Waar raken grote mensen dat toch kwijt? Of zou de
grens tussen “doarmer” en “dromer” niet zo groot zijn als we denken?