Mijn geliefde en teer beminde
minnaresse, zo begint hij zijn brief. Hij schrijft naar zijn vriendin of
eigenlijk zijn verloofde. Hij vond het “wigtig te lesen dat het met haar
gesondheid goed ging”. Er is dus een briefwisseling. Hij vertelt verder “ik leg
in kamp Balouije”, het tegenwoordige Boulogne. En hij wenst vurig dat hun kamp
richting Soes gaat dat is vlakbij Uitert, dat klinkt als Soest en Utrecht. Hij
hoopt dat, zodat hij dan ”uren nader bij u, mijn geliefde” zou zijn. Het gaat
om een liefdesbrief van een Friese militair. Hij schrijft aan zijn Sjoukje Hendriks
uit Eestrum. Het is 29 augustus in het jaar 1811.
De brief ligt in het archief bij Tresoar.
Daar ligt alles aan geschiedenis van Fryslan. Tresoar heeft een prijs gewonnen,
de hoofdprijs zelfs, met de landelijke verkiezing van het archiefstuk van het
jaar. Prachtig natuurlijk en nu kan iedereen de liefdesbrief lezen. Zou Romke
Eelkes Zandstra ook zo openhartig geweest zijn als hij wist dat wij nu meelezen
in zijn liefdesleven? Dat hij verlangt naar de “saterdag- en sondagavond”, mijn
geliefde minnaresse?
Geachte heer Zandstra, het is meer
dan twee eeuwen geleden dat u een brief schreef aan uw geliefde Sjoukje. Wij
hebben u niet kunnen vragen of wij uw liefdesbrief mogen lezen. In 2014 zijn
wij gewend aan het feit, dat nieuws op internet staat en dan is het voor
iedereen te lezen. Wij hebben uw gevoelens, die u zo prachtig voor uw verloofde
omschrijft, met respect gelezen. Het spijt ons zeer dat u uw geliefde nooit
meer heeft gezien. En dat u in de strijd in Polen het leven liet. Wij danken u
voor de prachtige brief die historisch een bijzondere waarde heeft en ons
vertelt dat liefde een emotie is van alle tijden.
Hij eindigde zijn brief met “uw
minnaar R.E. Zandstra”. Niet met; “kusjes”, of “jouw Romke” of een X.
Hotske Batteram