maandag 13 oktober 2014

Zon op je pad.


Hij zag het. Mijn ogen zochten waar hij naar keek. Als je iemand ziet kijken, ben je altijd geneigd om te zien waar die persoon dan naar kijkt. De man had een fototoestel in zijn hand, een groot professioneel apparaat. En ik zag waar hij naar keek. Hij wilde het beeld vangen. Het was werkelijk een prachtig beeld.

Het pad strekte zich uit, bomen stonden aan beide zijden, met bladeren die allang niet meer groen zijn. Tinten als bruin en geel en een beetje oranje waren het decor. En tussen de hoge bomen die een beetje ruimte gaven aan het daglicht, scheen de zon haar stralen naar de aarde. De bundels met licht straalden door de bovenste takken van de bomen. In de schaduw van de bomen schonk de zon haar kolommen met licht. De fotograaf zag het beeld en omdat hij het vastlegde, zag ik het ook.

Even verderop waren geen bomen meer, ook over het weide veld scheen de zon. Ik kon daar haar stralen niet zien. De bundels van zonlicht zijn alleen te zien als ze kunnen stralen ten opzichte van de schaduwen van de bomen. Het moet dus een beetje donker zijn wil je het licht kunnen zien. In mijn geval zag ik de bundels licht pas, nadat ik merkte dat de fotograaf ernaar keek. 

Velen zijn ons voor gegaan op donkere paden in een soms duistere wereld, maar altijd is er wel iemand die ons laat zien dat er licht is. De mooiste lichtval is die van het stralende zonlicht omhult door de schaduwen van bomen. Er is schaduw nodig om stralen van licht te kunnen zien.


Hotske.