Hij kwam afrekenen, ze hadden een
dag of vijftien op onze camping gestaan. Ik vroeg of het naar de zin was
geweest. Hij wist het niet. Hij wist niet of zij het naar de zin had gehad. Dat
wist ze zelf waarschijnlijk ook niet. Een paar keer had ze gezegd dat ze het
fijn vond om in de zon te zitten. Ook had ze een aantal dingen herkend, zoals
het toiletgebouw en het pad van de parkeerplaats naar de camping. Dat betekende
dat ze de weg van de auto naar de caravan kon vinden. Een beetje onzeker had ze
aan hem gevraagd; zijn we hier al eens eerder geweest?
Als hij ging fietsen, vroeg ze
waarom ze niet mee mocht. Natuurlijk mocht ze mee, maar twee minuten eerder
wilde ze niet. Ze vroeg wat ze gingen eten, hij had haar al verteld dat hij
sperziebonen en komkommer had gekocht.
Hij hoopte dat zij genoot. Maar als
ze thuis waren was ze misschien de hele vakantie al weer vergeten. Hij vertelde
dat het eenzaam was. Naast de zorg die er altijd was miste hij ook hun
gesprekken. Eigenlijk bestond hun praat alleen maar uit vragen van haar kant. Hij
beschouwde het als zijn plicht om voor haar te zorgen. Zou de verplichting uit
liefde zijn of zou het zorg zijn omdat het ooit is beloofd. Lang geleden hadden
ze elkaar beloofd om in goede en slechte tijden bij elkaar te blijven. Maar dan
weet je nog niet wat de tijd voor je in petto heeft. Lange tijd moest er
vriendschap en liefde zijn geweest, langzaam glipte het weg. Haar blik werd
wazig.
Ik zag zijn verdriet maar ook zijn
liefde. De liefde voor haar. En zij, als ze het nog weet, dan komt de liefde
van beide kanten, het kan niet anders.
Hotske