Ik wist
het zeker, de man moest notaris zijn. Qua leeftijd zou het dan wel een notaris
in ruste zijn, maar ik was zeker van mijn zaak. Nog voordat ik een woord met
hem had gewisseld, zag ik in één oogopslag dat hij notaris was. Hij had het
postuur van een notaris, de houding van een notaris en ook in zijn vrije tijd
zag hij er onberispelijk uit. Zelfs zijn brilletje paste bij het beeld.
Ik was
niet de enige, die vanaf het eerste moment de man zijn beroep scheen te weten.
Het was dus vermakelijk dat de man zijn houding en uiterlijk voorspelde wat
zijn werkzaamheden waren.
Op de
dag van zijn vertrek, wilde ik mijn triomf vieren. Dat ik er faliekant naast
kon zitten, bedacht ik niet eens.
Ik
hoefde er niet eens zoveel voor te doen, het was een gemakkelijk bruggetje om
van ons werk naar zijn werk te vragen. Ik weet niet eens meer wat hij deed, ik
was te verbouwereerd om de man zijn woorden op te slaan. Notaris was hij in
ieder geval niet!
Met nog
steeds integere passen stapte hij uit mijn gezichtsveld. Toen wist ik het, hij
leek op een oud-notaris, zijn houding was identiek aan die van een notaris uit
een dorp, lang geleden.
Het
beeld van een man met flink postuur, integer en met klein brilletje, liet mij
denken dat alle mannen met datzelfde postuur dan ook notaris zijn. Die
herinnering had alle logica gedwarsboomd. Walste over alle nieuwe feiten heen.
Gefopt
door mijn eigen brein.
Hotske, 15 oktober 2012