maandag 18 december 2017

Over een roos.


Zachte stemmen van de koren klinken. En als dichter heb je dan de mooiste dichtregels voor de liederen bedacht, de muziek brengt de tekst tot leven. De stemmen van de vrouwen klinken in de donkere nacht. Bekende klanken, de teksten ken je nooit helemaal, maar de melodie is herkenbaar, elke keer weer. En als je weer eens zingt of mooie liederen hoort, bedenk eens wat het doet. Zingen beroert twee dingen. Je geest en je hart. Als je de tekst hoort dan kennen jouw hersenen de woorden, de melodie komt binnen via het hart. Dat is waarom liedjes en gezangen zo’n diepe werking hebben, het komt op twee verschillende manieren binnen.
In de grote kerk met een overweldigende akoestiek, klonken de jonge stemmen van het koor. “Er is een roos ontloken, uit barre wintergrond”. En voor je geestesoog zie je een akker met sneeuw, waar nauwelijks iets uit zou kunnen groeien. En dan is er een roos. Het woord “ontloken” heeft altijd iets magisch. De roos bloeide niet, hij ontlook. Ontlook komt van ontluiken, dat is opengaan, maar ook “zich ontwikkelen”. Als dat in de donkere winternacht gebeurt uit de barre koude grond, nou donkerder en dorder kan niet. En toch ontluikt daar per gezongen zin een roos. En als het dan ook nog als een profetie wordt gebracht, dan heb je volgens mij alle ingrediënten voor een goed verhaal. Pasklare antwoorden en verhalen zijn er nooit, maar dankzij dichtregels en melodieën komt er tocht iets bij ons binnen. Nog heel even en dan is het stille nacht.