Zaterdagochtend,
ik zie hem fietsen, een klein ventje. In zijn hand een vishengel. Hij fietst
het dorp uit, op zoek naar een visplek. Een rugzakje mee, met vast een boterham
en een pakje drinken ofzo. Hij gaat vissen. Stoer en alleen de wereld in, op
zijn manier. Ik hoop dat hij wat vangt, maar ik hoop vooral dat hij nog lang
mag vissen. En zelfs als oud mannetje zijn hengel uit mag gooien aan de
waterkant. Maar niet iedereen wordt oud, sommigen van ons halen de gemiddelde
leeftijd niet, of worden niet eens vijftig. En een enkeling wordt niet eens
tien jaar.
En
wij snappen dat niet, hebben de grote waaromvraag. Zeker als de dood dichtbij
is, dan vinden we het niet eerlijk. Ook al is het leven dat voorbij is zinvol
geweest en heeft diegene volop geleefd nog altijd vinden wij dat de dood te
vroeg komt.
Lang
geleden vertelde iemand mij een metafoor, het leven is als een borduurwerk. Wij
zien alleen de achterkant, de aan- en afhechtingen, de knopen, de losse
draadjes, de warboel van kleuren. Alleen als je heel goed kijkt, kun je een
patroon zien. Je mag er op vertrouwen dat de voorkant een prachtig geheel
wordt, maar zolang je bezig bent met de draden van je leven is dat niet zichtbaar.