Eindelijk
heeft mijn stapeltje boeken weer een acceptabele hoogte. Alleen al het weten
dat er boeken liggen om nog gelezen te worden, vind ik een rijkdom van het
leven. Ooit hoorde ik een man in een boekenwinkel zeggen dat hij altijd een
stapeltje boeken had. Ik zag het al voor me, een beetje een saaie bank met een
oud rond donkereiken tafeltje met zo’n gehaakt dun kleedje. En daarop lagen naast
het ouderwetse leesbrilletje, de boeken van de man. Hij las ze ook door elkaar
en dat was fijn om te horen. Dan ben ik niet de enige die een beetje doldwaas boeken
leest. Dat door elkaar heen lezen is trouwens nog wel eens een uitdaging. Ooit
las ik twee boeken tegelijk die beide in het bos afspeelden, ook beide verhalen
werden nogal bloemrijk verteld. Dus veel bomen en veel vergezichten, toen
raakte ik mijn hoofdpersonen in het bos kwijt.
Vroeger
keurde de Kerk het lezen door het gewone volk simpelweg af. Het was
tijdverspilling en je zou er eens verfrissende ideeën van kunnen oppikken. Maar
goed dat ik toen niet leefde. Maar het werkt wel verslavend. Als ik nu in een
boek zit, de laatste drie bladzijden nog even niet lees, omdat het dan jammer
is dat het uit is en ik de hoofdpersonen nog even bij me wil hebben, dan lijkt
dat op verslaving. Het lijkt ook op verslaving als je chagrijnig bent als er
niet een nieuw boek ligt te wachten. Een vorm van verslaving is het ook als je
werk uitstelt om toch nog bladzijden te lezen of gewoon niet naar bed gaat
omdat je nog een hoofdstuk uit moet lezen. En het is zeker een verslaving als
je smoesjes bedenkt om thuis te blijven, om dan in het boek te verdwijnen.
Er
zit een kern van waarheid in dat lezen een gevaarlijke bezigheid is, maar een
mens moet zich ergens in kunnen verliezen.