Ik kwam het stel tegen. Op de weg.
Ik moest door twee voorruiten kijken om hun gezichten te zien. Maar desondanks zag
ik dat het meisje straalde, en ook niet zo’n beetje. Ik kwam hen tegen op de
brug, we reden allemaal langzaam en het was niet moeilijk om te zien dat het
meisje smoorverliefd was op het ventje dat naast haar zat. Samen zaten ze knus
in het kleine autootje, zo’n 45 kilometerwagentje.
En ik vroeg me af, of ze had
gedroomd over een prins op het witte paard, of over snelle jongens met mooie
rode sportauto’s. Of over een leuke buurjongen met een cabriolet. En of ze zichzelf
had gezien met wapperende haren op zonovergoten dagen, naast de prachtigste
heren in auto’s zonder dak?
Misschien had ze het geluk al
gevonden en wist ze dat snelle jongens ook weer snel vertrekken en dat witte
paarden alleen maar een oude heer uit Spanje brengen. Waarschijnlijk was ze gewoon
gelukkig met de liefste jongen van de hele wereld.
En wist ze allang dat geluk van binnen
zit en niet in knappe koppies en dure auto’s.
Hotske.